Bedreigde journalisten, vermoorde advocaten
Transcript:
“Net als iedereen keek ik naar de beelden van die politietent op straat in Amsterdam Buitenveldert, met daaronder het lichaam van advocaat Derk Wiersum. Vermoord, waarschijnlijk omdat hij gewoon zijn werk deed voor een client.
Ineens was ik weer in Panama, ongeveer zestien jaar geleden. Ik zat in de wachtkamer in het gebouw van de recherche, een smerig doolhof van gangen en kamers met vergaan meubilair en aftandse computers, en werd uiteindelijk binnengelaten in een kantoor helemaal binnenin het gebouw, zonder buitenmuren, zonder ramen, zonder zelfs een koepel in het dak. Er stond een groot bureau, een Panamese vlag, nog een kast met mappen en wetboeken en een computer. Achter het bureau zat Rodolfo Aguilera, hoofd van de PTJ, zeg maar de Panamese FBI.
Ik was al maanden bezig met onderzoek naar een aantal criminelen, meest Noord-Amerikanen, die in Panama actief waren met oplichting, drugs en geweldsmisdrijven, en had over ze gepubliceerd in The Panama News, een lokale engelstalige krant. En dus werd ik bedreigd. “Ik weet waar je woont, waar je eet, wie je vriendinnetjes zijn, in welke auto je rijdt en wie de advocaat is die je werkvergunning regelt,” stond er in een email die ik kreeg van Tom McMurrain, de leider van de groep. En of ik maar op wilde houden met onderzoek naar hem te doen.
In eerste instantie nam ik het niet al te serieus. “Wannabe gangster die wat roept. Grootspraak,” dacht ik.
Zelfs toen ik een aantal maal een auto af moest schudden die me nogal amateuristisch volgde door de straten van Panama City maakte ik me niet echt ongerust. “Uiteindelijk leven we ook hier in een rechtsstaat,” hield ik mezelf voor.
Maar nu lag mijn advocaat, die inderdaad mijn werkvergunning aan het regelen was, dood op straat. Hij was ‘s ochtends gevonden op de trap van de katedraal in Casco Viejo, het oude centrum van de stad. Vlakbij zijn kantoor, waar de deur letterlijk altijd open stond en waar hij vaak tot ‘s avonds laat zat te hameren op een ouderwetse typemachine want Tomás Urriola – zo heette hij – was nog van het oude stempel. Hij maakte al je papieren in orde, maar dan moest je zelf langskomen om ze weg te brengen naar de immigratiedienst, of de rechtbank, of waar ze dan ook naartoe moesten. Hij hield niet van gedoe, en was enorm populair bij mensen die niet het geld hadden om Panama Papers kantoren zoals Mossack en Fonseca in te huren.
En zo zat ik nu aan het hoofd van de Panamese FBI te vertellen wat er allemaal gebeurd was. Ik had zelf ook al wat onderzoek gedaan. De Amerikaanse gangsters hadden wat lokale zware jongens in dienst. Eén van hen, bijgenaamd Fats, was op een speciale missie gestuurd de avond voordat mijn advocaat dood werd aangetroffen. Later kreeg ik het strafblad van Fats in handen; één lange reeks zware geweldsmisdrijven, doodslag en een hoop gedoe met drugs.
Comissaris Aguilera luisterde geduldig. Toen ik uitgesproken was zei hij, “dat is allemaal heel interessant, maar we denken dat het zelfmoord is.”
Ik klapperde met mijn oren. Mijn advocaat was oud en had zware artritis, zijn handen waren helemaal vervormd. En nu wilde deze functionaris mij laten geloven dat hij zichzelf niet één, maar twéé kogels door de kop had geschoten. Ik geloofde er niks van. Drong aan op onderzoek. Dreigde dat ik zou publiceren dat ze weigerden onderzoek te doen naar een moord. Niets hielp.
Ik werkte samen met een journaliste van een andere krant aan een serie artikelen die uiteindelijk in zeven delen op de voorpagina terechtkwam met koppen in chocoladeletters als “Moord en Miljoenenfraude”. We vroegen ons hardop af hoe de relatie die de vice-president van het land onderhield met de Amerikaanse gangsters precies in elkaar zat — die vice-president maakte zelfs reclame voor een scam van Tom McMurrain waarin hij pensionado’s miljoenen aftroggelde voor niet-bestaande investeringen. “Had dat soms iets te maken met de weigering om de dood van mijn advocaat te onderzoeken?” vroegen we ons hardop af. We toonden aan dat de theorie van de zelfmoord wel een sprookje móest zijn. We ontrafelden nog verder de criminele activiteiten van McMurrain en zijn handlangers.
En we ontvingen allebei nog meer bedreigingen. Internationale persorganisaties bemoeiden zich ermee, drongen aan op bescherming voor ons, de journalisten, en op onderzoek. Het kon de autoriteiten niets schelen. De Nederlandse autoriteiten ook niet trouwens. De Nederlandse ambassade stond toen nog in Costa Rica en de toenmalige ambassadeur had het vooral erg druk met tennistoernooien. Andere advocaten in Panama waren lange tijd huiverig om mij als client aan te nemen. “Ornstein? Voor je het weet lig je op straat,” zullen ze gedacht hebben.
De dood van Tomás Urriola, mijn advocaat, is dus nooit opgehelderd. Tom McMurrain, de leider van de Amerikaanse criminele groep, werd een jaar later op verzoek van de Amerikaanse autoriteiten gearresteerd en uitgeleverd omdat hij nog een eerdere straf moest uitzitten. Fats loopt nog steeds gewoon rond. En commissaris Rodolfo Aguilera? Die werd later minister van Justitie, want misdaad loont in Panama.
Ik zoek op twitter naar reacties op de moord op Derk Wiersum en lees een hoop over “Colombiaanse toestanden” en “Palermo in Amsterdam.” Op de radio gaat het urenlang over hoe ooit een onderzoeksrechter in Italië met auto en al werd opgeblazen. Er zijn ook verstandige geluiden. Een heleboel mensen krijgen bescherming, er komt een groot onderzoek, extra maatregelen worden overwogen. Ik haal uit mijn archief de krantenfoto van de dode Tomas Urriola, op de trap van de katedraal. Naast hem de revolver. Bij hem is het niet gelukt, maar hier in Nederland gaat het recht wél zijn loop hebben, dat weet ik zeker. “
De moeite waard? Doneer dan voor meer!